Al jaren bezig in de marge is het Groningse Plan Kruutntoone. Zwevend tussen avantrock en improvisatie zonder het gebruikelijke gepiel of “kijk mij eens interessant doen” Zij stalen definitief mijn hart bij het ondergaan van hun online event opgenomen in de Amsterdamse OCCII en frontman Hans (Hansko) Visser had ook nog wel het e.a. te melden;
Kruutntoone was een Rijssense meubelmaker die een plan bedacht om het dorp Rijssen, op de lijn tussen Amsterdam en Berlijn op te stoten in de vaart der volkeren. Het door hem bedachte eeuwenoude religieuze ritueel waarin de inwoners de bezoekers uit de randstad meevoerden bracht hen tot boetedoening, inzicht en euforie. De volgende ochtend zaten de Rijssenaren stil in hun huizen, terwijl de stoffelijke overschotten, nog na smeulend van het vreugdevuur, waarin zij zich geworpen hadden, van de bezoekers in rokende treinwagons teruggestuurd werden.
In 91, zocht ik Herman Wichers Schoenfeld op, ook wel bekend als Belcampo. Het was een bijzondere middag.
Elke keer als hij iets vertelde, langdurig zwervend langs zinnen en bijzinnen, dacht ik; “de oude man heeft het gehad” en ik keek ietwat met deernis naar het witte haar dat uit zijn oren groeide. En dan, in de laatste halve eindspurt, een slimme samenstelling van drie of vier woorden, viel alles op een plek, wellicht niet de zijne, en begonnen zijn ogen te schitteren van de betekenis die zich ineens toch aan ons (mij en hem?) voor deed. Hij giechelde.
Later dat jaar begonnen Rick en ik met Bas samen te spelen. Een nieuw perspectief, waarbij eenieder een andere opvatting had van wat de eerste tel van iets moest zijn. Dit voelde goed, alsof het nog wel eens uit de hand zou kunnen lopen. We besloten tot de naam Plan Kruutntoone.
We vonden altijd al dat een concert niet een herhaling van gelijkende uitvoeringen van een aantal liedjes zou moeten zijn. Met die opvatting zijn we dan ook wel eens behoorlijk onderuitgegaan, maar toch altijd trots met de billen bloot.
De eerste plaat was nog erg geïnspireerd door Balkan muziek, King Crimson, het verweven van maatsoorten en lijnen, blues. Met de tweede plaat (mede door ervaringen in de oost, waar niemand in het Engels zong, en als iemand dat deed, vonden we dat vreemd; dus kijkend naar ons zelf: he is dat dan ook niet een beetje raar) en de invloed van Henry Alles, gingen we meer ‘componeren’, en zong ik in het Nederlands.
Dingen ontstonden nog wel vanuit improvisatie, maar ik schreef en stuurde ook al meer, net als Bas en Rick overigens.
Met de Yoorsplaat, die we maakten met een tienkoppig ensemble, met onder meer Ivica Razorblade jr Kosavic en zijn zus Andreja, maar ook weer met Henry Alles en Volken de Vlas en die gebaseerd was op leven en werk van Jan Yoors, gingen we veel meer met andere instrumenten en ‘richtlijnen’ werken.
Toen die plaat volledig genegeerd werd (door de pers) en mijn persoonlijke omstandigheden (mede door het plotselinge overlijden van mijn broer, over wie ik ook zing op die plaat) er niet zo best uitzagen, Rick in ik uit elkaar begonnen te groeien, en tal van andere oorzaken, probeerden we rond 2008 nog ‘een laatste plaat op te nemen’. Tevergeefs.
Ik besloot te gaan studeren (Ik voelde me vastgelopen in mijn werkwijze en samenwerking). Het werd de studie compositie en ik leerde heel veel bij, vooral ook dat mijn werkwijze nog niet zo gek was geweest; ik kon het nu alleen beter beheersen, door laten ontwikkelen en ook delen met de mensen met wie ik werkte.
Ik heb aan Steffanus Kor te danken dat we weer met Bas zijn gaan spelen, Ik heb het aan een aantal mensen te danken, dat ik überhaupt weer dingen ben gaan maken. Dolf nam ons op in Nieuw Beerta. Ruw, ruig, kapot; Maar we waren weer in beweging.
Wat doen de handen, nu met Chris, die we ontmoetten bij festival Hongerige Wolf.
Steeds meer voorzichtig sturen. Op de verantwoordelijkheid en vrijheid van de mensen die meedoen, alleen grote lijnen uitzetten, soms echt partituren schrijven, soms alleen overleggen hoe het klinkt als je je ruggengraat direct zou aansluiten op je hi hat.
Bas en ik ontwikkelden steeds meer een samenspelen in radicaal contrapunt; lijn en gruis, magere toonvoorraden. Of zoals Dolf zei: jullie zijn de enige die het ook zelf zien en horen als ‘samenspelen’ in dat universum.
Chris ontwikkelt zich steeds meer als die derde partij die daarin zijn eigen weg volgt.
Ondertussen lukt het om op wat doen de handen dingen te schrijven die, wat mij betreft een eenheid zijn tussen mijn schrijven als ‘klassiek componist” en als ‘bandlid”: de tonen van (de) Bas zijn bijvoorbeeld hetzelfde als die van de cellosolo in strijk 4, en de alt en de violen spelen een zelfde soort motieven en intervallen als ik zelf graag uit mijn gitaar pers.
Op andere vlakken ben ik geïnspireerd door Ustvolskaja en Feldman.
Op “Zorro” schrijf ik Gaten vallen samen met Bas, Zorro met Bas en Chris, alle piano-dingen voor Reinier in eerste instantie zelf en werken we alles (ook rosa, een geponste partituur voor draaiorgeltje) samen uit.
We gaan ervan uit dat niks een tweede keer zo klinkt als de eerste. Dat lukt. (Soms moet dat zelfs, omdat we door Corona een paar keer heel anders moeten spelen: de presentatie van Zorro was al een “werkplaats-opera'” op zich, gefilmd van binnenuit, met zelfgebouwde instrumenten en een plek die nooit voor zoiets bedoeld was…. Het MoersFestival wilde ons hebben, maar Bas mocht niet reizen; toen hebben we met Reinier, Dolf (live mixing and playing) en Dennis Alexander Schitz dansend, een alternatief concert gedaan. En de laatste keer in OCCII, vanwege avondklokken en testuitslagen, bestond voor een heel groot deel uit: instant composing; waarbij we nooit willen uitgaan van wat niet kon en daarom dan benaderd zou moeten worden: Liever kijken wat onmogelijk lijkt en dat dan proberen; als we al vluchten, dan naar voren! Niks te verliezen.
En veel vertrouwen in elkaar. Zo verder.
Ik geloof dat het heel goed kan te richten op de toekomst: Vertrouwen in al die kleine mooie substructuren, die hoewel altijd kwetsbaar, toch ook nu laten zien dat ze veel flexibeler zijn dan de harde bovengrond.
Veel geld hebben we nooit gehad. Ik denk dat steeds meer mensen (muzikanten en luisteraars) beginnen in te zien dat de intrinsieke waarde van dingen, teksten, geluidsdragers, muziek, concerten, veel belangrijker is dan de financiële waarde, de kwantitatieve erkenning. Het is kut als je geen fondsen hebt om je dingen te kunnen doen, maar liever bij elkaar sprokkelen en hard werken met liefde aan wat je echt wilt maken, dan kapotgaan in een wereld die kapotgaat aan haar economie en haar leugenachtigheid.
Voorbeelden zijn er genoeg. Om er een paar te noemen: Henry Alles, Lukas Simonis, Harco Escrec perifeer, Marriette Groot, Lucio Tasca, Rauoul van de Weide, Johan Luijmes, Arnold Zea en ga zo maar door: geen blabla in woorden die doen blijken dat het tegendeel van wat ze zeggen proberen te verhullen; de ruimte, Oscar Jan, John van Eck, mensen die dingen maken en dat kunnen delen.
Ik plan met Plan Kruutntoone een gospelplaat alla Nick Cave, gecombineerd met een stuk voor piano en accordeon. Koormuziek! Bas en Reinier doen allebei mee aan Kemenymadar, een biografische partituur voor vier ensembles, 11 december 2021 in het Orgelpark. Ivica’ s stem zit in de Amygdala Sonates, voor piano gruis en een danser.
En er komt een opera. Punt!